COVID-19 heeft flink wat aanpassingsvermogen gevraagd van studenten en van instellingen in het hoger onderwijs. Tegelijkertijd heeft de versnelde digitalisering ook gezorgd voor nieuwe mogelijkheden. Hoe kunnen onderwijsinstellingen inspelen op het nieuwe normaal, ook na de coronacrisis, en hoe zorgen ze dat ze toekomstbestendig zijn?
Terwijl veel bedrijven vlak na het uitbreken van de coronacrisis in rep en roer waren, lieten onderwijsinstellingen zien snel te kunnen overschakelen naar online lesgeven. Na een half jaar is een nieuwe lichting studenten gestart en lijkt onderwijs op afstand de normaalste zaak van de wereld. Maar als je verder kijkt, zie je dat deze ervaring bij studenten en docenten niet alleen maar positief is.
Zo geven veel studenten aan dat zij digitaal studeren als bijzonder intensief ervaren. Dat heeft een negatieve impact op de motivatie. Dat geldt in het bijzonder voor eerstejaars, die nog niet echt een binding hebben met de instelling of de stad. Het gemis van sociale aspecten en het feit dat zij hun medestudenten niet of nauwelijks zien, maakt het extra lastig. Docenten vinden online lesgeven belastend omdat ze vooral aan het zenden zijn en interactie missen.
Tegelijkertijd biedt online onderwijs ook kansen. De druk op het openbaar vervoer neemt af en de vele webinars maken het mogelijk een college in de VS te volgen of een gastspreker uit Australië uit te nodigen. Het kan daarnaast voor een gezondere werk-privébalans zorgen voor docenten en studenten. Ook het probleem van beperkte huisvesting voor hogescholen en universiteiten, waar men in veel steden mee worstelt, wordt hiermee opgelost.
Los van de coronacrisis zijn de behoeften van studenten aan veranderingen onderhevig.
Hoe ga je als onderwijsinstelling om met die veranderende behoeften in combinatie met de nieuwe werkelijkheid van toenemende digitalisering? Een digitale strategie helpt om de nieuwe richting te bepalen en rekening te houden met de veranderingen. Dit proces, waarbij wij bedrijven en onderwijsinstellingen ondersteunen, bestaat uit een aantal onderdelen.
Wil je echt inzicht krijgen in de behoefte van je gebruikers, dan is design thinking een goede methode. Dit proces kent een aantal stappen die zichzelf steeds herhalen. In de eerste stap ga je je inleven in de organisatie. Daarna definieer je de grootste pijnpunten. In de derde stap verzamel je een groot aantal ideeën (meer dan veertig is onze maatstaf). Met die nieuwe ideeën ontwikkel je vervolgens een ideale klantreis. Daarna maak je een prototype dat je tot slot gaat testen en implementeren.
Bij dit hele proces gaat het om het vinden van de sweet spot, de plek waar alles samenkomt. Een goede innovatie sluit aan bij de behoefte, is rendabel én haalbaar.
Het is vaak een goed idee om gebruik te maken van persona’s om je in te kunnen leven in de situatie. Wanneer je ‘iemand’ construeert om in de workshops over te praten, heb je een speelse en nuttige manier om de behoeften van je gebruikers in kaart te brengen. Is de persoon digitaal vaardig is of juist helemaal niet? Hoe wil diegene zijn werk graag doen?
Wanneer je de huidige en de nieuwe situatie analyseert, helpt dat om inzicht te krijgen in de ervaren uitdagingen en de daadwerkelijke behoefte van de klant (dit kan ook de medewerker zijn), richting te bepalen en te heroverwegen, tot nieuwe ideeën en oplossingen te komen, te bepalen wat echt waarde toevoegt en de impact op de interne omgeving van mogelijke (digitale) oplossingen te bepalen.
Meer weten? Bel +31 20 305 3700 of email naar quint@quintgroup.com